Ticket to Arno
‘Alles van waarde is weerloos’, schreef Lucebert ooit. Het is zo’n zinnetje dat je in 101 contexten kunt bovenhalen. Omdat het klopt van A tot Z, in amper vijf woorden.
Als het over waarde gaat, vragen mensen me vaak waarom ik zo maniakaal boeken verzamel. Die zijn niks waard, luidt het geregeld, en wat heb je er nog aan eens je ze gelezen hebt? Waarom spaar je ze?
Bij zo’n debat herhaal ik keer op keer dat elke roman, elke letter en elk woord een hap rijkdom is die ik onderweg getankt heb. De spinsels zitten voor eeuwig in het geheugen, ook al wil dat geheugen soms tegensputteren. Het deert me niet dat ik op Wall Street geen fortuin kan vergaren met een beduimelde roman van Stephen Fry of een vergeelde Harry Mulisch. In mijn hoofd zijn de schrijfsels en de meest onbenullige zaken miljoenen waard. Dus ik hou ze bij.
Die filosofie indachtig botste ik dit weekend op een ander onbenullig kleinood. Een concertticket, voor Arno, live in Knokke-Heist.
Het overlijden van Arno was net bekend geraakt en ik maakte onverwacht een trip down memory lane, naar de periode waarin ik als tiener maniakaal optredens en festivals afschuimde. Toegangstickets waren toen vaak grafische pareltjes, voorzien van toeters en bellen en hologrammen tegen vervalsing (denk: U2, Pink Floyd, Rock Torhout 1995). Ik ging voor elke voorverkoop devoot en lijfelijk in de rij staan en hield de ’tix’ ook na concerten maniakaal bij. Om plakboeken te maken.
Het Arno-ticket bekijk ik sinds het weekend plots met andere ogen. Met nog meer nostalgie. Het kaartje is geen toonbeeld van grafisch meesterschap maar ik gunde ‘le plus beau’ decennia geleden desondanks een plek in dat grote plakboek, tussen Genesis en het Cactusfestival in. Hintjens misstond er niet. Het stukje oranje karton getuigt vandaag nog steeds van de charmante eenvoud en intensiteit die jeugdjaren kenmerken.
We betaalden anno 1993 ‘in VVK’ 450 frank voor het optreden, aan de deur was dat 550 frank. Arno trad op 6 november aan. De concertzaal lag boven een zaak in sportkledij. Roken was binnen toegelaten, met pinten gooien ook. Geluidsbeperking en decibelmeters moesten nog uitgevonden worden. We waren verre van begaan met volksgezondheid. Ik beleefde dat ongepolijste, rauwe event als piepjonge puber. Ik droeg een beugel. Mijn brilglazen dampten aan en toen de massa op ‘Les filles du bord de mer’ helemaal door het dak ging, was ik blij dat ik na het nummer diezelfde bril nog op had.
Arno live zien was kicken, brullen, alles geven. Genieten van de puurheid en de voorspelbare fratsen. Want hij vergat ‘godverdomme’ tekst nu en dan en poneerde maritieme volkswijsheden als waren het sonnetten. Boem. Tussenin kregen we een tsunami aan stomende bassen, loeiende gitaren (merci, JMX) en bonkende drums te horen.
Iets zegt me dat die concertzaal, mocht ik ze vandaag betreden, een stuk kleiner zou lijken dan toen. Het zou moeilijk te bevatten zou zijn dat we daar ooit zo van jetje gaven en niet dachten aan de eindigheid. Dat we na zo’n optreden in het holst van de nacht bovendien alleen naar huis fietsten, zelfs al was dat een heel eind weg.
We deden in 1993 eigenlijk maar één iets: leven. Vivre. Zoals Hintjens zelf, 72 jaar lang. Het is dat verhaal, dat gevoel, die gouden anekdotiek die op een weekenddag opborrelt wanneer ik een banaal oranje ticket, rechter bovenhoek afgescheurd, vasthoud. A ticket to Arno. De rijkdom blijft dertig jaar na de feiten zorgvuldig bewaard in een map, in een doos, ergens in mijn leven.
Zelfs al zegt dat de wereld dat zoiets niks waard is, soms is ‘niks’ bijna ‘alles’. Waardevol en weerloos. En net daarom: zo verbluffend mooi. Bedankt, ‘bathroom singer’.
(in memoriam Arno Hintjens * 1949-2022)