De zeebijter

Zon op zaterdag, zon op zondag, nog meer zon op maandag. We hebben voor Pasen een dosis vitamine D zonder gelijke cadeau gekregen. Het gele licht verzacht de zorgen, een lang weekend doet niet denken aan morgen.

Met die gedachte in het achterhoofd rijd ik op de hoogdag der hoogdagen naar zee. Het is na achten, de lucht kleurt langzaam oranje. De kustwacht laat weten dat de zon om 20u47 zal ondergaan. Kort ervoor kom ik aan op mijn geliefde staketsel. De constructie wacht op de sloop en toch verliest ze niks van haar robuuste aantrekkingskracht.

Ik wandel een slordige 400 meter de zee in, zoals ik het al tientallen keren deed. Elke keer betovert het snel veranderende licht, elke keer beklijven de ruisende golven en schreeuwende meeuwen. In het kielzog van een zeilschip speuren ze met scherpe blik het wijde sop af. Tot de duikvlucht volgt en ze met protserige trots, het lekkers in hun bek vastklemmend, neerstrijken waar ik sta. Mens en dier op een betonstrook in zee.

Terwijl de minuten wegtikken en de zon en het zilte water mekaar stevig omhelzen, verbluft het kleurenspel aan de horizon steeds meer. Een strook rood kleurt oranje. Het blauwe zwerk neigt naar paars. De wolk ertussenin – daarnet nog wit – wordt donkergrijs. Het is een magische wisselwerking, een spektakel waar geen prijskaartje op te kleven valt.

Lawaaierige toeristen aan de andere kant van het staketsel lijken blind voor de magie die zich hier afspeelt. Ze debatteren over de kwaliteit van de lens in hun smartphone, klagen dat het niet lukt om een selfie te maken met de gekleurde lucht erbij. Met wat basiskennis fotografie hadden ze vast geweten dat de lens geen schuld treft, maar ik besluit wijselijk te zwijgen. Ervaar een brok binnenpret en richt mijn blik opnieuw op zee.

Rood wordt dieprood. Duister wordt wat donkerder. Stipjes aan de horizon gaan op in het niets. De rimpeling in de golven wordt stilaan onzichtbaar. Ik ruik het zout, hoor het water, voel de vrijheid. Hoor de stemmen aan de andere kant verstommen en weet: dit is echt het allermooiste. De zon die zakt in de zee.

Zelfs de vissers op het staketsel houden even de adem in, geven elkaar een elleboog. Ze wijzen geamuseerd naar beneden. Een kustganger heeft bij laagtij een klapstoel neergepoot op de kop van de golfbreker. Zijn tenen raken het water net. De ‘zeebijter’ heeft aan de voet van deze betonnen reus op zijn manier van het schouwspel genoten. Hij zit pal in het decor, wij zweven erboven en zijn één met de golven en de lucht.

Net voor zon helemaal achter de horizon verdwijnt, diep ik mijn smartphone op uit mijn jas, richt de lens zelf op oneindig en druk af. Klik. Deze zonsondergang was perfect, het gevoel was compleet.

Zo meteen zal het wassende water de zeebijter dwingen om terug aan land te gaan. Dan nemen de getijden het over zoals ze dat sinds eeuwen doen. Ze geven de maat aan, houden de planeet op koers. Ze zeggen zonder verpinken: zo is het, zo was het en zo zal het zijn.

Ik glimlach bij de gedachte, want zelfs zonder tenen in het water ben ik zelf zo’n zeebijter. Verslingerd aan de vloedlijn, verzot op de kust, voor altijd. En bij elke zilte zonsondergang hou ik de woorden van Hemingway in het achterhoofd:

Now is no time to think of what you do not have. Think of what you can do with what there is.

(uit: ‘The old man and the sea’, 1952)