‘Ziek veel’

Het is geen Wereldboekendag, er is niks bijzonders aan de hand vandaag. Het is een doodgewone middag waarop twee besties – zoals alleen besties dat kunnen – mompelend en gniffelend rondhangen thuis.

Ze hebben al gegamed. Ze hebben YouTube gekeken en oefeningen gedaan aan de pull-upbar die het deurgat in de hal ontsiert. Hoewel de metalen constructie fors doorbuigt, beweert zoonlief bij hoog en bij laag dat mama geen schrik hoeft te hebben. Dat ding kan zeker tot 120 kilo gewicht torsen, absoluut wel, want zo stond het in de handleiding.

‘”Kijk”, zegt hij, terwijl hij zijn lichaamsgewicht nog eens optilt en met de kin vakkundig boven de bar uitkomt. “Zie je wel dat het lukt? Dat is daarvoor gemaakt!”

En dan staat hij weer met de voeten op de grond. Blaast uit, schudt de schouders los. Het zijn schouders die de voorbije maanden zowat in omvang verdubbeld zijn. Daar zitten die oefeningen voor iets tussen, net als de stapels boterhammen met pindakaas die de jonge sporter dagelijks naar binnen werkt. Proteïnen, koolhydraten, voedingswaarde en calorieën: hij weet er intussen alles over. Dat moet, zegt hij, want anders word je geen topsporter.

Wanneer hij terug naar de living sloft, draait de bestie-op-bezoek rondjes. De tieners weten even niet wat doen, tot hun oog op de bibliotheek valt. Die staat al jaar en dag te blinken in de woonkamer. Tientallen boeken op een rij, en dat patroon herhaalt zich in vier gelijke kasten. De mama van meneertje pindakaas verslindt even routineus literatuur als de zoon zijn conditie traint.

“Weet je wat?”, zegt de sporter tegen zijn bestie. “We kunnen die boeken tellen, man.”
“Oké”, antwoordt bestie. “Doe jij de bovenste planken? Ik doe de onderste. Want ik ben kleiner.”
Sgoed”, zegt de sporter.

In stilte beginnen ze eraan – ik hoor alleen nog gefluister. Een cijfer dat al mompelend de hoogte in gaat.

Fail”, zegt de bestie plots.
“Hoezo fail?”, reageert de zoon.
“Ik ben de tel kwijt. Herbeginnen. We zouden beter opschrijven.”
“Oké. Ik zal per plank het cijfer noteren”
“Check.”

Ze herbeginnen. Ze tellen, stoppen, noteren, telkens weer, in een eindeloze lus. Vanuit een ooghoek kijk ik toe en grinnik. Prachtig, hoe een ‘analoog’ project in digitale tijden zoveel focus en competitie oplevert. Intussen raakt het notitieblaadje steeds voller en stijgt de telling vlot boven de vijfhonderd uit.

En dan stoppen ze even. Uitgeteld, of net niet.

“Jouw mama heeft ziek veel boeken, man. Echt crazy”, zegt de bestie.
“Ik weet het. Ze heeft die allemaal gelezen, dude. Vroeger las ze ook voor maar dat is voor kleine kindjes hé.”
“Yeah.”
“Mijn favoriete boek is trouwens ‘Alleen op de wereld’. Het staat hier ook. Dat mag ze nooit wegdoen.”
“Hm…”

Ze tellen nog verder, onverstoorbaar, tot de balans op papier staat: 647 boeken. De tieners zijn even van hun sokken geblazen. Het woord ‘crazy’ valt nog een keer en ze zijn trots dat ze het patrimonium zelf in kaart hebben gebracht. Missie volbracht. Tot zoonlief zegt:

“Er staan nog boeken in de WC en in mama’s slaapkamer. Ook tellen?”

De bestie geeft aan dat het niet meer hoeft. Er is genoeg gecijferd vandaag en één ding weet hij zeker: zelf zal hij nooit zoveel lezen. Want gezond is zo’n hobby volgens hem niet.

“Het zijn echt ziek, ziek veel boeken, man.”

Ze vissen hun smartphone weer op en sloffen naar de slaapkamer. Terug naar YouTube en de digitale wereld. Hun wereld. Die 647 boeken verbleken bij miljoenen online filmpjes, weet ik, maar ze geven de woonkamer wél sfeer en kleur. Ziek cool is dat.