Plek zonder vervaldatum

Jan de Mosselman. Het is dankzij hem dat ik voor het eerst over Scheveningen hoorde. Ik had er op zes, zeven jaar geen notie van dat het badplaatsje bij Den Haag lag. Dat de pier daar in 1901 gebouwd werd. Dat het ooit een vissersdorp was en pas veel later een badplaats werd.

Urbanus zette de plek ook op de kaart midden jaren tachtig. De cassette van zijn liveshow in Scheveningen draaiden wij destijds grijs. Toen de Nederlanders naar Servranckx’ smaak niet snel genoeg in de lach schoten, kregen ze van de komiek lik op stuk. Hij noemde hen een ‘bende domme Hollanders’ waar geen land mee te bezeilen viel. Het lachsalvo volgde prompt.

Het is 40 jaar later wanneer ik zelf voor het eerst over de dijk in Scheveningen loop. Ik snuif twee dagen zeelucht en een streep cultuur op bij de Noorderburen. Een pitstop in de legendarische badplaats mag niet op het lijstje ontbreken. De lente laat nog even op zich wachten, er staat een stevige bries en de lucht kleurt grijs. Jan de Mosselman is nergens te zien, Urbanus evenmin. In Scheveningen lijkt desolaatheid nu de norm. Heel wat gebouwen staan er verloederd bij terwijl de golven ruisen in de verte.

Tussen al die betonnen tristesse prijkt één stuk onverwoestbare grandeur uit de negentiende eeuw: het impressionante Kurhaus. Het is een mastodont in classicistische stijl met 250 slaapkamers, gebouwd op verzoek van de toenmalige burgemeester. The sky was the limit. Ik ga het gebouw binnen en de indrukken doen me prompt naar adem happen. Statig gerestaureerde ontmoetingszalen, blikkerende kroonluchters, indrukwekkende faiencetegels, een glimmende piano, tientallen tafels gedekt met gesteven hagelwitte tafellakens. Het is een filmdecor en het is echt. Het is luxe zonder sleet.

Zelfs wie niet in het Kurhaus logeert, vergaapt zich schaamteloos aan deze parel en maakt obligate foto’s voor het nageslacht. La grande bellezza all’olandese. Klik-klik, vereeuwigd op de digitale plaat. Ik besef dat deze allure mijlenver afstaat van het eenvoudige toeristische vertier dat Scheveningen tijdens de zomermaanden typeert. Dan zit het strand afgeladen vol met dagjesmensen die doodgewoon van zon, warmte, zeewater en een ijsje genieten. Zonder gesteven lakens.

Even gaan zitten en koffiepauze nemen in dit Kurhaus is obligaat, zelfs op een grijze dag. De ober bedient in stijl, met een zilveren theekan en dito lepeltje. De bijbehorende onderleggers met vergulde opdruk liegen er niet om: ‘since 1885’. Deze plek kent geen vervaldatum.

Wanneer ik terug buiten stap, valt het op hoe hard de platte commercie op en om de Scheveningse Pier contrasteert met deze indrukwekkende site. De schone en het beest ademen naast elkaar, zoals dat vaak gaat in kustgemeenten. Op het strand zie ik een paviljoen dat in woelige tijden ‘De Bijbel, het woord van God’ aanprijst. Er staan geen tarieven voor de dienstverlening vermeld en de boel is potdicht. Maar de golven ruisen in de verte nog steeds. De rest is niet van tel.

Ik kijk nog één keer achterom naar het architecturale wonder en ga de trappen richting dijk af. Mijn oog valt op twee tegels met namen van grootheden die ooit in het Scheveningse Kurhaus logeerden. De Rolling Stones in 1964. Bon Jovi in 2010. ‘Satisfaction on a bed of roses’, mijmer ik glimlachend.

Mick en Jon hebben hier weldaad in veelvouden gesavoureerd. Onbereikbaar voor de gewone sterveling, onbetaalbaar voor deze dame. Maar ik ben desondanks zielsgelukkig op een gewone voorjaarsdag, dicht bij mijn lief. Mijn eeuwig lief. Mijn zee.