Het vliegje op de reling

Ik beken: ik ben het voorbije weekend voor het eerst in mijn leven naar een voetbalmatch geweest. Zo’n echte match, weet u wel, in een stadion met duizenden stoeltjes, veel gras, twee gigantische goals en 22 spelers op het appel. Cercle Brugge moest het opnemen tegen AA Gent in speeldag drie van de Jupiler Pro League.

Als absolute leek heb ik me ter plekke niet één keer aan uitzinnige kreten of disproportionele reacties gewaagd. Voetbal is oorlog, wordt me al jaren verteld. En als je een oorlog wil overleven is strategisch stilzwijgen en je heel klein maken, de betere keuze. Ik heb in die modus alvast geleerd dat de moeder aller sporten mensen naadloos verenigt, ze om de haverklap doet opspringen en aan het eind van de rit naar glazen gerstenat en het grote gelijk doet grijpen. Voetbal is emotie.

Een wervelende match was het nochtans niet, daar in het Jan Breydelstadion op zaterdag. Cercle keek na de tweeëntwintigste minuut al tegen een rode kaart aan. Door de bestraffing barstte een golf van verontwaardiging in de groen-zwarte rangen los. De oerkreet ‘MAFFIA!’ werd ad infinitum gescandeerd, er hing hoogspanning in de lucht en dat neemt men best ernstig in voetbalmiddens. Zo ernstig dat ik bijna een interventie van de Staatsveiligheid met straaljagers verwachtte.

Die angst bleek ongegrond, de speeldrift op het veld keerde na wat gemor in het publiek terug. Heel even kreeg ik zelfs spijt dat ik niet had meegebruld. Om er voor mezelf de schwung in te houden, focuste ik daarna minutenlang koortsachtig op een vliegje op de reling voor mijn neus. Voetbal is zin voor detail.

Wat de harde cijfers betreft: in de eerste helft van de match scoorde Gent één keer tegen en volgens de kenners was dat “de schuld van de scheidsrechter”. Na de pauze werd het laatste restje Brugse trots compleet tot havermout herleid en dat was, vermoed ik, “de schuld van alles en iedereen”. Er prijkte op het eind van de rit een hartverscheurende 0-4 op het scorebord: iets waar ze in Gent waarschijnlijk nog op drinken. Voetbal is soms leedvermaak.

Toch zat er ook ontroerende schoonheid in die speelmiddag, tussen het gepeupel en de helden op de grasmat. Hordes fans bleven anderhalf uur koortsachtig met Cerclevlaggen zwaaien, zelfs al was het lot van groen-zwart vroegtijdig bezegeld. Er werd met passie van ‘offside’ en ‘Schwalbe’ en ‘allez!’ geschreeuwd. Ik zag iemand opspringen die meende een goal gezien te hebben, daarna deemoedig het hoofd boog en weer ging zitten. Nada. En Hein Vanhaezebrouck maakte en passant een geinig vuistje, toen het laatste fluitsignaal weerklonk. Voetbal is de lach en de traan.

We beklonken de nederlaag nog eens in de VIP-bar, waar het bier sneller stroomde dan het gebrouwen wordt. In rücksicht was iedereen het erover eens dat Brugge in Gent zijn meerdere moest erkennen. “Straf gespeeld, gedèmme.” En dat die Orban een bijzonder gevaarlijk mannetje is.

Die laatste zin klonk heerlijk dubbel, voor wie de actualiteit een béétje volgt. Gift versus Viktor. Spits versus niet-zo-lieve-politicus. Voetbal is dus ook tongue-in-cheek. En conclusies met een gefronst voorhoofd en de wijsvinger in de lucht. Ik beken: daar kan geen vliegje op een reling tegenop.