La mamma universale

April 2023. Ze vertrekt op JOEPIE – de ‘once in a lifetime’ wandeltocht van KSA. Gepakt en gezakt en vol goede moed verlaat ze het station van Brugge. De trein brengt haar en haar vriendinnen naar de startplaats. Van daaruit moeten ze vier dagen lang de weg zoeken richting eindbestemming én zelf slaapplek zien te scoren. Dat gaat allemaal lukken, zegt ze, geen zorgen. Ze kan haar plan trekken.

Rond 20u die avond rinkelt de telefoon – JOEPIE is niet vies van mobiele communicatie en multimedia. Dochterlief vertelt dat ze ergens in het Meetjesland zit. En ‘of ik geen nummers kan geven, wat jij kent toch veel mensen? Zodat ik slaapplaats in Maldegem kan zoeken?’. Ik lach me een breuk: zelfredzaamheid is relatief, en zonder smartphone een loos begrip in de 21ste eeuw. Ik geef pro forma wat nummers door.

Twee avonden later komt er een gelijkaardige telefoon, vanuit regio Lichtervelde. Of ik daar geen mensen ken waar ze kan overnachten? Ik stel niet graag teleur maar zeg dat Lichtervelde lichtjes buiten mijn sociale perimeter ligt. Dat ze best lokale middenstand opzoekt om ergens te ‘crashen’ en zich vooral niet laat afwimpelen.

Wanneer ze op vrijdag thuiskomt met doodvermoeide benen, gezwollen voeten en een hoofd vol verhalen, besef ik dat ze een titanentocht heeft afgelegd: 100 kilometer wandelen met een loodzware rugzak. Ze sliep de laatste nacht boven een café ‘en de vloer was koud’. Ze is KO en heeft geen stem meer. Ik anticipeerde op de terugkeer met een voetbadje, blarenpleisters, belegde broodjes en veel water. Oef. Wanneer dochterlief neerploft in de zetel en haar voeten in het sopje laat zinken, fluistert ze ‘dank u’, met een stem van schuurpapier

April 2025. Hij vertrekt over een week op zijn JOEPIE, en zoekt manieren om tijd te doden tot het zover is. Hij beslist dat hij met een kameraad heen en weer naar Oostende wil fietsen: het weer is mooi, de omstandigheden zijn ideaal. Hij vertrekt vol goede moed, ik fiets gewoon naar kantoor.

Rond 10u30 rinkelt de telefoon: de maat van zoonlief is lek gereden, ze zijn gestrand aan het Sas van Bredene. En: ‘kan jij iemand met een bestelwagen sturen om ons op te halen, want jij kent toch veel mensen? Lukt dat, mama?’

Ik schater het uit en moet ook hem teleurstellen. Duty calls, ik zit op het werk. Ik ben geen callcenter of hulpverlener op bestelling. Op advies van een collega boek ik junior een online treinticket en adviseer om naar het station van Oostende te wandelen en dan de trein terug te nemen. Check.

Een paar uur later is hij weer thuis: slechts 24 van de 48 geplande kilometers gefietst, maar toch tevreden. Hij heeft honger als een leeuw en doet zich tegoed aan een wokschotel waar je minstens 4 magen mee vult. Hij eet tot de bodem van de pan zichtbaar wordt. Met een eeuwig warhoofd vraagt hij terloops waar zus uithangt?

Ze zit in Italië, zeg ik, al drie dagen, remember? Dat was hij vergeten. ‘En het is verwarrend omdat ze door de staking een dag later is vertrokken hé, mama.’

Juist, die staking. Nog zo’n akkefietje waarover ik eerder die week om 20u telefoon krijg: ‘Het vliegtuig is voor onze neus opgestegen, mama, kun je ons nu ophalen in Charleroi? Lukt dat?’ De rit blijkt uiteindelijk niet nodig, ze nemen de trein terug, de vlucht wordt omgeboekt. Waardoor ik anderhalve dag later om 1u ’s nachts uit bed sukkel en haar aan het station drop. Voor een nieuwe rit met de nachtbus, richting luchthaven, richting Italië, maar dat hoofdstuk was broer dus vergeten. Voor hem doen alleen maaltijden en sporttraining ertoe. En dat mama veel mensen kent en dingen oplost.

Het is een zegen, weet ook zijn zus. Mama mag je alles vragen. En daarom stopt ze me na thuiskomst van haar reis een kleinood toe: een pin van Da Vinci’s uomo universale.

‘Omdat jij alles kan’, staat erbij geschreven. Ik slik. En ik glimlach.

Sono la mamma universale. Benieuwd wanneer de volgende crisistelefoon komt, en hoe zot het verzoek dan zal klinken.