Hij zei “Ciao bella”
Clichés. Ik ben er niet gek op. Ze zijn een makkelijk excuus om dingen in hokjes te duwen. Ze stroken zelden met de realiteit. Maar laat een vierdaagse trip naar Firenze voor één keer het ideale excuus zijn om een stapel clichés innig te omhelzen. Clichés over wie de Italianen zijn, wat ze doen, hoe geweldig hun gelati en cappuccino’s zijn. Alles wat daarover verteld wordt, klopt. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien.
Cliché 1: dat de Italianen rijden gelijk zot in het verkeer. Dat dat waar is. De taxi die ons van de luchthaven naar de B&B in de stad loodste, werd bestuurd door een oudere dame. Ze deinsde voor geen manoeuvre terug. De rit van 7 kilometer duurde exact 25 minuten en bevestigde dat je in Italië geen knipperlichten gebruikt als je van vak wil veranderen. Dat je dat aangeeft door onachtzaam met je arm uit het autoraam te wapperen (het is daar warm, raam staat dus altijd open). Dat, wanneer een andere chauffeur fel reageert op jouw manoeuvre, je heel luid een paar dingen roept om vervolgens de relschopper in kwestie rechts in te halen. Dat je dan nog even keihard op de rem gaat staan, bij wijze van waarschuwing. Dat je systematisch vertrekt net vóór het licht op groen springt. En dat je tussendoor met de glimlach aan de passagiers vraagt: “Aar-euh you-weuh doink fine?”. (wij: “Si, si, si…”)
Cliché 2: dat de Italianen roepen in plaats van te spreken. Dat ook dat waar is. Dat ze daarbij de handen omgedraaid houden, handpalm naar boven, duim tegen middelvinger. Dat ze in die houding met hun handen schudden om woorden kracht bij te zetten. We zagen het 3 mannen doen in een café waar we zelf cappuccino en ontbijt namen. De 7-1 nederlaag van Brazilië op het WK was het gespreksonderwerp bij uitstek. Het debat ging eindeloos door. De mannen schreeuwden tegen elkaar op en herhaalden keer op keer de titel die op La Gazetta dello Sport prijkte: “Umiliati! Umiliati! Umiliaaaaaati!” (dat de Brazilianen dus vernederd waren – handenzwaai handenzwaai – vernederd zeg ik u! Dat de Italianen al in de voorrondes van dat WK gewipt werden: niks over gehoord. Het zal iets met trots te maken hebben.)
Cliché 3: dat de Italianen iets hebben met uiterlijk vertoon. Dat ook dat waar is. Dat we dames van ver voorbij de 70 met veel juwelen, korte rokjes en extreem gebruinde gerimpelde benen zagen flaneren in de Via Tornabuoni. Dat ze vaak te veel make-up op hadden en oogschaduw bleven smeren, terwijl ze op een terrasje aan de Piazza della Repubblica op hun espresso wachtten. Dat de zakken met inkopen uit de betere merkwinkels (Armani, Gucci, Dolce&Gabbana) symmetrisch naast hun enkels geparkeerd stonden. Dat die dames vergezeld werden door mannen in dure maatpakken, met opzichtige horloges en blitse zonnebrillen. Dat die mannen ostentatief telefoneerden met een oortje, terwijl ze hun iPhone met ‘gouden’ beschermhoes zwaaiend vasthielden. Dat wij daarnaar staarden en ons keer op keer afvroegen hoe je echte schoonheid definieert. (niet met een minirok boven bejaarde benen, mijn gedacht. Edoch: de gustibus et coloribus non disputandum.)
Cliché 4: dat de Italianen het beste ijs ter wereld serveren. Dat dat meer dan waar is. We passeerden in 4 dagen minstens 50 gelateria’s. Ik liet me een viertal keer verleiden, telkens voor een hoorntje met 2 bolletjes. Dat de parfums niet alleen waanzinnig lyrische namen hadden – fragola, lampone, biscotto, cioccolato – maar ook fenomenaal smaakten. Dat ik terwijl ik die ijsjes at, even alle ellende in de wereld vergat. Dat mijn hart zelfs keihard brak toen ik een kleuter zag die ter hoogte van Ponte Vecchio zijn hoorntje met lekkers liet vallen. Dat er in zijn ooghoeken zilte tranen opwelden en dat la mamma prompt een nieuw exemplaar kocht. Dat een jeugdtrauma daarmee tactisch afgewend werd.
Cliché 5: dat de Italianen gepassioneerd zijn als geen ander. Dat dat helemaal klopt, of dat ik dat gewoon graag wil geloven. De ijsventer die zaak voerde vlakbij onze B&B hebben we tijdens ons verblijf een vijftal keer gezien. Soms en passant, en twee keer omdat we zijn zaak binnen stapten. Dat hij spontaan “ciao bella” tegen me zei en voorstelde om het nieuwste recept van zijn biscotto-ijs te proeven. Dat ik daar graag op inging, en meteen een ijsje bestelde. Dat hij vroeg waar we vandaan kwamen en dat ik België zei. Dat ik de ochtend erna nog eens binnen sprong in de zaak voor een kom yoghurt met frutta fresca. Dat hij breed glimlachte en alles met zorg bereidde. Dat hij prachtige donkere ogen had en in het lang en breed vertelde over zijn bereidingen. Over de kunst van ijsjes maken. Dat ik daarbij bijna smolt en dacht: trouw met mij. Mee naar België. Nu.
Dat dat laatste uiteindelijk niet gebeurd is. Dat onze vluchturen niet compatibel waren met de openingsuren van zijn zaak. En dat hij vast al een Italiaanse schone – zonder gerimpelde benen of overdadig zonnebankbruin – onder zijn hoede heeft. Dat hij tegen haar ook “ciao bella” zegt en mij al lang vergeten is. Maar vooral: dat ik zijn glimlach – net als al die heerlijke Italiaanse clichés – koester. Per l’eternità.
Mooie herinneringen, va Bene, per l’eternità !!!