Berichten

bene van eeghem blog

Hanzen hakken!

Beste lezer,

Ik schrijf u met een petroleumlamp in de ene hand en een ganzenveer in de andere hand. De veer wordt met de grootste zorg in een potje Oost-Indische inkt gedoopt (overschot uit het jaar 1991. Voor de lessen P.O. moest dat spul aangekocht. Na één les nooit meer gebruikt, maar dit geheel terzijde.)

Het is valavond. Dit is een blog van aan het front. 100 jaar na de Groote Oorlog, die dezer dagen herdacht wordt met foto-expo’s, schuimwijn met de smaak van poppies en footscrub op basis van authentiek slijk uit de loopgraven van Bachten de Kuppe, is die Scone opnieuw in een bloedige strijd verwikkeld. Mann gegen Tier. De clash der natuurkrachten. De boosdoener in deze Blitzkrieg heet: de gans. Twee soorten, zijnde de grauwe en de Canadese gans, zijn in groten getale neergestreken in de stad. Zonder verblijfsvergunning. In zo’n situatie moet er prompt en efficiënt gereageerd worden, want te veel dieren die vrolijk gakkend in ons natuurschoon vertoeven: dat kan niet. Hoort niet. Anders gaan mensen nog denken dat zoiets normaal is, godbetert!

In de verte weerklinkt een enkel geweerschot.

De strijd is verbeten. De vijand gewiekst en niet bereid tot overgave, want de ganzensoort vertoeft hier al enkele weken. Ze voelt zich duidelijk thuis. Dat levert bij het ochtendgloren en bij valavond – zelfs voor wie geen beetje interesse in natuurschoon heeft – schone taferelen op. De gevleugelde helden scheren in meesterlijke V-formaties over de noordrand van de stad. Dat moment heeft iets van een wereldwijd gelauwerde natuurdocumentaire in 3D, maar dan zonder groot scherm of van die imbeciele brillen met een blauwe en rode filter. Wondermooi. Maar: niet volgens het stadsbestuur! En nog minder volgens het Agentschap Natuur en Bos!

Die twee instanties verkondigden recentelijk dat ze – letterlijk citaat – de jacht op de gans geopend hebben. Ten oorlog, strijdmakkers! Er zitten te veel van die uitheemse hufters in onze reien en ze verstoren het natuurlijk evenwicht. Ze zijn een smet op het blazoen van onze hagelwitte zwanen. Het moet hier geen doos kleurpotloden worden, toch? Als dat zo verder gaat, zitten we hier straks nog met zwarte zwanen opgescheept! Afschieten dus, die ganse handel. Met permissie van de Belgische wet op de jacht en aanverwant volksvermaak.

Weer klinkt een schot.
Een lichtflits in verte.
Ik doop mijn veer in de inkt en denk weemoedig aan vrediger dagen.

De oorlog woedt voort. Ik besef: het einde van de War on Geese is nog niet in zicht. De strijd is bikkelhard en verbeten en zelfs het woord “overlast” is al gevallen. Zolang de ganzen hier overlast veroorzaken en van onze gewassen vreten, gaan ze eraan. No mercy. Volgens de grootste krant van ’t land werden er de laatste dagen al 76 stuks geëuthanaseerd. Dat gebeurt ongetwijfeld met toestemming van de patiënt, want iedereen weet dat “gak gak” zoveel als “ja” betekent. (in deze context benadere me de gans, wachte men de gak af en schiete men de drommel recht naar Café Foie Gras. Neerdwarrelende donspluimen herinneren elke keer weer aan een strijdvaardige maar gesneuvelde held. May he rest in pieces.)

De petroleumlamp sputtert. Ik vul ze even bij en doop mijn ganzenveer opnieuw in die peperdure inkt. Een zilte traan rolt over mijn wang.

Alsof het geschiet nog niet genoeg is, deelde het stadsbestuur ons ook mee dat er binnenkort geschud zal worden. Dat leest u goed: geschud. Met een -d achteraan. Dat is stap twee in het bestrijdingsproces van grauwe en Canadese indringers. De ganzen die aan de hagelregen blijven ontsnappen en het lef hebben om in onze grassen een ei te leggen, mogen zich dra aan een bezoek van nietsontziende ordetroepen verwachten. Die zullen de eieren na de teraardebestelling vakkundig dooreenschudden. Geen ongewenste gast plant zich hier nog voort. De onderliggende redenering luidt natuurlijk: als we die beesten genoeg op de zenuwen werken, bollen ze het uiteindelijk zelf wel af. En hun omeletten mogen ze houden!

Terwijl ik dit schrijf vliegt een solitaire grauwe gans over. Hij staat duidelijk met de late shift en hakt – euh – gakt er vrolijk op los.

Laten we voor de sport maar concluderen dat we hier in staat van oorlog zijn vanwege een articulatieprobleem. Want de doorsnee West-Vlaamse vogelaar kan de “g” en “h” voor geen meter uiteen gouden. Hij denkt aan hakken als hij over hanzen hoort: hanzen hakken! Tussen de regels leest diezelfde vogelaar ongetwijfeld: in de pan. En dus haalt hij zijn loodjesheweer boven als hij een hans ziet. Hij geft het hevaarte op zijn schouder en gaalt de indringer henadeloos neer. Weh met die beesten, hedikke! (en hun omeletten – inderdaad – mohen ze gouden)