Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur
tegen de wind
zichzelf een weg baant
Het zinnetje flitst door mijn hoofd wanneer ik voor de elvendertigste keer over de kasseien van mijn stad dokker met mijn tweewieler.
Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur
tegen de wind
zichzelf een weg baant
Het zinnetje flitst door mijn hoofd wanneer ik voor de elvendertigste keer over de kasseien van mijn stad dokker met mijn tweewieler.
13 maart 2020
Het begint op vrijdag de dertiende.
Ik heb nergens een zwarte kat gezien.
Ben niet onder een ladder door gelopen.
Heb geen schoenen op tafel gezet.
Heb de bananenschil op het trottoir ontweken.
Het is een zonnige middag als ik richting binnenstad stap. De lockdown ‘light’ is van kracht maar bewegen in de buitenlucht mag, heeft Maggie gezegd, dus ik voeg de daad bij het woord.
Eind juni zijn de dagen op hun langst, hun warmst, hun mooist. Het is uitgerekend eind juni als we op het stadhuis worden verwacht na sluitingstijd. Er staat een kleine receptie op de agenda.
Voor niks gaat de zon op, zei ons grootmoeder ooit. En dat had ze vast van haar grootmoeder. Ik bezin me over de eeuwenoude volkswijsheid terwijl ik voor dag en dauw de stad binnen fiets. De zon staat halverwege het zwerk. Gevels kleuren goudgeel en de kilte van de nacht wordt discreet de straten uitgejaagd. Oh joy! Zelfs al beweert de halve wereld dat we sinds de recente verkiezingen in een kil en harteloos Vlaanderen wonen: vanmorgen is er bij ons, in de Hanzestad, even geen sprake van.